Ik schreef een brief van Bloesem aan Wilg. Bloesem is een gevoelig en onzeker meisje, optimistisch maar ook nog erg kinds. Ik hoop dat ik haar persoonlijkheid en haar gedachtegang over de recente gebeurtenissen in mijn boek heb kunnen vangen in deze brief.
Lieve Wilg,
Ik zou zo graag
met je praten. Echt met je praten bedoel ik. Over jouw ouders en je
verleden. Toen jij die ene keer over ze sprak, hoorde ik de liefde in
jouw stem. Wat waren het voor mensen? Mis je ze niet ontzettend? Hoe
zag je leven eruit voordat je wegliep? Ik mis mijn moeder ook. Soms
word ik misselijk als ik bedenk welk verdriet ik haar heb aangedaan,
maar dan denk ik weer aan Vlam. En dan weet ik dat ik dit moet doen.
En dan weet ik ook dat als ik mijn moeder had verteld van mijn plan,
ze me nooit had laten gaan. Ik snap het niet, ze houdt veel van mij,
hoe kan ze dan niet van mijn broertje Vlam houden? Ze doet vaak net
alsof hij nooit bestaan heeft, en als ik erover begin dan wordt ze
boos. Een beetje hetzelfde als jij wanneer ik teveel vragen stel over
jouw ouders. Je wordt niet echt boos, maar je zegt dan ineens niets
meer en wordt heel kortaf. Doet het teveel pijn als ik erover begin?
Maar weet je, het is niet goed om je verdriet weg te stoppen. Dat heb
ik van Twijgje geleerd. Dan word je rot van binnen, zei ze. Alsof
het verdriet een schimmel is die zich steeds verder verspreidt. Dat
vind ik maar een akelige gedachte.
Ik vond het heel
lief van je dat je voor me opkwam toen Regen zo naar tegen me deed.
Even dacht ik dat het je niets kon schelen als Regen zo bot tegen me
doet, want je zei er nooit iets over. Nu weet ik dat jij het ook
vervelend vindt. Regen is maar een vervelend persoon. Ik snap niet
waarom ze altijd zo kwaad is op mij. Ik doe toch niets fout? Ik
probeer haar zelfs alles naar haar zin te maken. Toch snauwt ze vaker
naar mij dan naar jou. Terwijl jij niet eens je best doet om aardig
te zijn tegen haar. Waarom heeft ze zo de pik op mij?
Regen zei dat het
dom was om te denken dat we Vlam kunnen reden en al die andere
kinderen. Eerst vond ik dat gemeen, maar nu denk ik dat ze wel een
beetje gelijk heeft. Hoe kunnen wij met zijn drieën nou een groep
kinderen redden? Toch wil ik het niet opgeven. Misschien bedenken we
wel een geweldig plan als we zien waar ze de kinderen opsluiten.
Misschien zijn er wel geheime gangen te vinden of krijgen we wel
hulp.
Het liefste zou ik
al deze dingen hardop tegen je zeggen, maar je bent zo stoer en stil,
ik durf het niet zo goed. Je wilt vast niet horen dat ik me zo
onzeker voel of dat ik het over je ouders wil hebben. Ik zal proberen
net zo dapper te zijn als jij.
Liefs Bloesem.
Wat een goed idee. Ik vind je schrijfstijl mooi en fijn om te lezen.
BeantwoordenVerwijderenDank je wel, dat vind ik leuk om te lezen :)
Verwijderen