vrijdag 15 mei 2015

Schrijfoefening: De brief van Bloesem

Vandaag ga ik weer naar een write-in. We spraken van te voren af een schrijfoefening te maken en deze tijdens de write-in te bespreken. De oefening was het schrijven van een brief van het ene personage uit je verhaal aan het andere. Je leert daardoor jezelf te verplaatsen in de gedachtegang van je personage. Je raakt vertrouwt met het woordgebruik van je personage. En dat samen maakt dat je een beter beeld krijgt van wie je personage nou eigenlijk is. Het kan je helpen om je personage tot leven te laten komen en het geeft je inzicht in hoe een personage om zal gaan met bepaalde gebeurtenissen, keuzes of personen.

Ik schreef een brief van Bloesem aan Wilg. Bloesem is een gevoelig en onzeker meisje, optimistisch maar ook nog erg kinds. Ik hoop dat ik haar persoonlijkheid en haar gedachtegang over de recente gebeurtenissen in mijn boek heb kunnen vangen in deze brief.

Lieve Wilg,

Ik zou zo graag met je praten. Echt met je praten bedoel ik. Over jouw ouders en je verleden. Toen jij die ene keer over ze sprak, hoorde ik de liefde in jouw stem. Wat waren het voor mensen? Mis je ze niet ontzettend? Hoe zag je leven eruit voordat je wegliep? Ik mis mijn moeder ook. Soms word ik misselijk als ik bedenk welk verdriet ik haar heb aangedaan, maar dan denk ik weer aan Vlam. En dan weet ik dat ik dit moet doen. En dan weet ik ook dat als ik mijn moeder had verteld van mijn plan, ze me nooit had laten gaan. Ik snap het niet, ze houdt veel van mij, hoe kan ze dan niet van mijn broertje Vlam houden? Ze doet vaak net alsof hij nooit bestaan heeft, en als ik erover begin dan wordt ze boos. Een beetje hetzelfde als jij wanneer ik teveel vragen stel over jouw ouders. Je wordt niet echt boos, maar je zegt dan ineens niets meer en wordt heel kortaf. Doet het teveel pijn als ik erover begin? Maar weet je, het is niet goed om je verdriet weg te stoppen. Dat heb ik van Twijgje geleerd. Dan word je rot van binnen, zei ze. Alsof het verdriet een schimmel is die zich steeds verder verspreidt. Dat vind ik maar een akelige gedachte.

Ik vond het heel lief van je dat je voor me opkwam toen Regen zo naar tegen me deed. Even dacht ik dat het je niets kon schelen als Regen zo bot tegen me doet, want je zei er nooit iets over. Nu weet ik dat jij het ook vervelend vindt. Regen is maar een vervelend persoon. Ik snap niet waarom ze altijd zo kwaad is op mij. Ik doe toch niets fout? Ik probeer haar zelfs alles naar haar zin te maken. Toch snauwt ze vaker naar mij dan naar jou. Terwijl jij niet eens je best doet om aardig te zijn tegen haar. Waarom heeft ze zo de pik op mij?

Regen zei dat het dom was om te denken dat we Vlam kunnen reden en al die andere kinderen. Eerst vond ik dat gemeen, maar nu denk ik dat ze wel een beetje gelijk heeft. Hoe kunnen wij met zijn drieën nou een groep kinderen redden? Toch wil ik het niet opgeven. Misschien bedenken we wel een geweldig plan als we zien waar ze de kinderen opsluiten. Misschien zijn er wel geheime gangen te vinden of krijgen we wel hulp.

Het liefste zou ik al deze dingen hardop tegen je zeggen, maar je bent zo stoer en stil, ik durf het niet zo goed. Je wilt vast niet horen dat ik me zo onzeker voel of dat ik het over je ouders wil hebben. Ik zal proberen net zo dapper te zijn als jij.


Liefs Bloesem.  

2 opmerkingen:

  1. Wat een goed idee. Ik vind je schrijfstijl mooi en fijn om te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen